Door Ad Vos (technisch) voorzitter VNK

Fenomenaal zoals Femke Bol deze zomer tijdens de WK atletiek, in de laatste meters van de 4x100m, gefocust, in een gestaag tempo van de bronzen medaille naar de gouden liep. Wat een prestatie. Iedereen kijkt ernaar en het gebeurt gewoon.

Misschien is deze inleiding ver gezocht, maar Oberon noemde in zijn onderzoek van 2019 de toename van IKC’s* in Nederland een ‘niet te stuiten ontwikkeling’.  Tijdens de boekpresentatie van Sibo Arbeek tijdens het symposium ‘Kindcentra in hun omgeving’, op 20 april 2023 in IKC De Vaart in Ter Aar, noemde een architect dat er vrijwel geen opdrachten meer worden gegeven voor afzonderlijke basisscholen. Me dunkt. Dit terwijl de overheid nog denkt en handelt in termen van schoolplan/schoolgids (1985), leerplicht (1968), cito-eindtoets (1966), WPO (1998). It zo raar, want ons algemene onderwijs-denken dateert nog uit opvattingen en systemen van kort na de industriële revolutie. Daarmee is ons collectieve geheugen zo gevormd dat we denken dat ons huidige onderwijssysteem het enige zaligmakende is dat bestaat en dat goed is voor onze Nederlandse kinderen.

Zowel links- als rechtsom wordt dit denken ingehaald door de praktijk, door de Femkes Bol van het onderwijs van nu. De overheid staat erbij en kijkt ernaar. Jammer eigenlijk, maar blijkbaar gaat het zo. De overheid reageert (meestal traag) op gebeurtenissen in de maatschappij. Een politieke werkelijkheid waar we het mee moeten doen en we mogen hopen op heldere visionaire geesten die door hebben wat nodig is en moet gebeuren (en politiek draagvlak weten te realiseren).

Een jammerklacht? O nee, zeker niet. Het is de realiteit waar we mee te maken hebben.

Het hoopgevende is dat de ‘beweging kinderopvang/onderwijs gewoon doorgaat.

Langzaam maar zeker begint in de praktijk het besef te groeien dat de maatschappij, op sociaal gebied, op z’n zachtst gezegd, aandacht nodig heeft. En, ‘jong geleerd, oud gedaan’, dus het besef groeit ook meer dat investeren in jonge kinderen uiteindelijk loont, zowel sociaal als individueel, als economisch; dat laatste is dan weer mooi meegenomen (James J. Heckman, Universiteit van Chicago).

Elk kind heeft ontwikkelrecht: het recht om zich te ontwikkelen. Er is al ontzettend veel wetenschappelijk bewijs, en de overheid beaamt dat met de ‘eerste 1000-dagen campagne’, dat u, jij en ik in de periode van -9 maanden tot, pak ‘m beet, zeven jaar de grootste ontwikkeling doormaakt in zijn leven. Laten dat nu net de kinderen zijn die langs de verloskundige, de kraamzorg, het consultatiebureau, de kinderopvang (als ze geluk hebben) en het basisonderwijs komen. Er rust daarom op de schouders van volwassenen, die daar bijna dagelijks mee te maken krijgen, een behoorlijke verantwoordelijkheid. Immers, wie anders zorgt voor de begeleiding en het rijke uitdagende ontwikkelmilieu voor kinderen?

Dat besef maakt de professionals in dit land opmerkzaam en verleggen hun aandacht meer naar het welbevinden en de ontwikkeling van jonge kinderen. Dat besef laat ook de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs groeien: IKC’s, kindcentra, speelleerpaleizen o.i.d. schieten als paddenstoelen uit de grond. Niet omdat het leuk is (ook dat is het), maar omdat de meerwaarde van die samenwerking voor de kinderen wordt gezien, gevoeld en ervaren.

Vanuit de VNK bepleiten we een bestuurlijke fusie tussen kinderopvang en onderwijs. Een wenkend perspectief, om te komen tot één ontwikkelomgeving voor kinderen, één sector, een werkgever voor die samenwerkende professionals op de IKC-werkvloer. Bestuurlijke verantwoordelijkheid voor een kommerloze uitvoering op de werkvloer.

Zoals Femke Bol fenomenaal en vastberaden afstevende op haar goud waarbij iedereen het nakijken had, zo zal de ‘IKC’-beweging, onomkeerbaar, afstevenen op een nieuwe ontwikkelomgeving voor kinderen van 0-13 jaar. En dan niet ter eer en glorie van het ‘IKC’, maar voor een kansrijke ontwikkeling van elk kind. Ze hebben er gewoon recht op!

 

* Lees voor IKC’s elke andere term die de lading van samenwerking kinderopvang/onderwijs dekt.