IKC-vorming is al jarenlang een trend. Kinderopvangorganisaties en onderwijsinstellingen zijn overtuigd van de meerwaarde van integrale kindcentra. Tegelijkertijd zijn er belemmeringen die samenwerking ingewikkeld maken. Vaak is wet- en regelgeving de oorzaak van deze belemmeringen. Hoe kunt u deze drempels in de bedrijfsvoering overwinnen en tot succesvolle samenwerking komen?

Kinderopvangorganisaties en onderwijsinstellingen werken volop samen. De samenwerking zit in de genen van deze sectoren en is voor veel organisaties inmiddels een vanzelfsprekendheid geworden. Eén doorlopende lijn voor kinderen van 0 tot 13 jaar en een ontschotte ontwikkelomgeving voor kinderen. Een win-winsituatie voor kinderopvangorganisaties en onderwijsinstellingen, maar vooral de kinderen. Hoewel de samenwerking pedagogisch vanzelfsprekend lijkt, wordt die vanuit wet- en regelgeving onvoldoende gefaciliteerd. Kinderopvangorganisaties moeten de nodige drempels overwinnen als het om bedrijfsvoering gaat om tot succesvolle samenwerking te komen. De sectoren laten zich hier niet door afschrikken, maar gaan met open vizier de uitdaging aan. Dat blijkt wel uit de stormachtige ontwikkeling van IKC’s.

Samenwerkingsbasis
Als financieel specialist in zowel de kinderopvang- als de onderwijssector komen wij heel wat van deze drempels bij onze klanten tegen. Wij hebben geleerd hoe deze drempels, laten wij ze “uitdagingen” noemen, overwonnen kunnen worden. Of mooier: hoe kansen kunnen worden benut. Samenwerking is een must, maar dat wil niet zeggen dat je vanuit een afhankelijke positie de samenwerking met het onderwijs opzoekt. De succesvolste samenwerking komt tot stand daar waar sprake is van gelijkwaardigheid en wederzijds vertrouwen. De angst dat het onderwijs voor een andere kinderopvangpartner kiest, of misschien zelfstandig kinderopvang zal organiseren, is geen goede basis voor samenwerking. Ga uit van je eigen kracht en maatschappelijke betekenis. De kinderopvang heeft het onderwijs onnoemelijk veel te bieden: innovatiekracht en een naar buiten gerichte blik, het voorkomen of verkleinen van onderwijsachterstanden, zicht op toekomstige instroom op de basisschool en breed inzetbare expertise van pedagogisch medewerkers. Er is alle reden om vanuit een gelijkwaardige positie de samenwerking aan te gaan. Uiteraard spelen ook allerlei andere factoren een rol. Is er bijvoorbeeld sprake van een klik op bestuurs- en directieniveau? Stelt de gemeente zich constructief op in het faciliteren van de samenwerking? Sluiten de culturen op elkaar aan? De belangrijkste voorwaarde is echter of er sprake is van een gezamenlijke visie waarbij het kind vooropstaat. Wanneer hiervan sprake is, is de basis voor een goede samenwerking gelegd.

Samenwerkingsvormen
Samenwerken kan in allerlei vormen. Sommige kinderopvangorganisaties en onderwijsinstellingen kiezen voor de meest verregaande vorm van samenwerking, zoals een bestuurlijke of juridische fusie. Er is dan sprake van eenheid van bestuur en toezicht. Dat wil niet zeggen dat samenwerken betekent dat je als kinderopvangorganisatie je zelfstandigheid moet opgeven. Ook samenwerking op grond van een samenwerkingsovereenkomst of andere creatieve vormen van samenwerking behoort tot de mogelijkheden. Elke vorm van samenwerken brengt zijn eigen aandachtspunten met zich mee. Welke samenwerkingsvorm je ook kiest, het is van belang om de samenwerking te borgen door het vastleggen van bestuurlijke afspraken en gezamenlijk beleid. Een samenwerking die afhankelijk is van specifieke personen is kwetsbaar.

Knelpunten bij samenwerking
Op verschillende domeinen brengt samenwerking ook knelpunten met zich mee. Knelpunten doen zich bijvoorbeeld voor als het gaat om cultuur, voorschriften op het gebied van veiligheid of verscheidenheid in extern toezicht. Als financieel specialist hebben wij zicht op knelpunten in de bedrijfsvoering. U kunt denken aan huisvesting en fiscale knelpunten.

Huisvesting
Om samenwerking te bevorderen zijn kinderopvang en onderwijs vaak gevestigd onder één dak. Veel kinderopvangorganisaties huren ruimte bij een onderwijsinstelling, bijvoorbeeld omdat de onderwijsinstelling te maken heeft met overcapaciteit. Dit lijkt aantrekkelijk, omdat huurtarieven vaak op een lager niveau liggen dan die van de commerciële huur. Zeker wanneer het om peuteropvang en VVE gaat. Wanneer de ruimte echter de bestemming onderwijs heeft, brengt dit ook risico’s met zich mee. Onderwijsinstellingen zijn juridisch eigenaar van het schoolgebouw, maar gemeenten hebben economisch claimrecht. Ruimte met onderwijsbestemming kan worden geclaimd voor het onderwijs wanneer bijvoorbeeld sprake is van groei van het aantal leerlingen. Zo kan de kinderopvangorganisatie als het ware uit de school worden gedrukt. Het is van belang om dit te voorkomen. Dat kan op verschillende manieren, zoals het in gezamenlijk overleg tussen gemeente, kinderopvang en onderwijs vastleggen van afspraken. Veel gemeenten beschikken bijvoorbeeld over een “nota verhuur en medegebruik”. Bij nieuw te realiseren kindcentra kunnen al bij de bouw afspraken worden gemaakt, waarbij een deel van het gebouw specifiek voor kinderopvang wordt bestemd.

Bouw
Ook de bouw van nieuwe kindcentra brengt knelpunten met zich mee. Gemeenten hebben de verplichting om voor onderwijsinstellingen passende en, sinds 1 januari 2021, bijna energieneutrale gebouwen te realiseren. Voor de kinderopvang hanteert de gemeente deze verplichting niet. Bij de bouw van een kindcentrum is dan ook steevast de vraag hoe de financiering, van met name het kinderopvangdeel, moet plaatsvinden. De gemeente is formeel niet verantwoordelijk en de onderwijsinstelling is op basis van nu geldende wetgeving aan handen en voeten gebonden. Voor onderwijsinstellingen in het primair onderwijs geldt een investeringsverbod. Ook mogen onderwijsinstellingen geen publieke middelen inzetten voor de bouw van kinderopvang, zelfs niet wanneer deze investering zich terugverdient in de vorm van bijvoorbeeld huur. Een veelvoorkomende oplossing is dat de gemeente ook de bouw van het kinderopvangdeel financiert. Vervolgens verhuurt de gemeente, al dan niet met tussenkomst van de onderwijsinstelling, aan de kinderopvangorganisatie. Vaak is de gemeente hier alleen bij nieuwbouw van IKC’s toe bereid en niet bij uitbreiding of renovatie. Er zijn dan ook andere oplossingen mogelijk. U kunt dan denken aan aankoop door de kinderopvangorganisatie zelf met eventuele waarborgen en garanties. Ook voorfinanciering door de onderwijsinstelling vanuit private geldstromen behoort tot de mogelijkheden.

Exploitatiekosten
Bij integrale kindcentra is naast huur vaak ook sprake van exploitatiekosten, zoals gezamenlijke kosten voor schoonmaak, energie en (dagelijks) onderhoud. Ben je als kinderopvangorganisatie huurder in een multifunctionele accommodatie, dan ben je geen lid van een eventuele Vereniging van Eigenaren. Het is dan juist van belang dat je heldere afspraken maakt over de verdeling van de gezamenlijke kosten. Wij zien in de praktijk dat veel onderwijsinstellingen een genormeerde vergoeding in rekening brengen voor gezamenlijke kosten. De vraag is echter hoe deze vergoeding is opgebouwd en of deze aansluit bij het daadwerkelijke kostenniveau. Ook kan bij het doorberekenen van exploitatiekosten de omzetbelasting een aandachtspunt zijn.

Fiscale knelpunten
Een van de synergievoordelen van de samenwerking betreft de inzet van personeel. Beide sectoren hebben nu al te maken met een ongekend personeelstekort. Wij verwachten dat het personeelstekort voorlopig niet is opgelost. Dat komt mede door de kabinetsplannen voor “bijna” gratis kinderopvang en de uitvoering van het Nationaal Programma Onderwijs om de achterstanden als gevolg van corona te herstellen. Daarvoor is extra inzet van personeel nodig. Kinderopvangorganisaties en onderwijsinstellingen die samenwerken, maken dan ook steeds meer gebruik van combinatiebanen. Het stimuleren van combinatiebanen in met name de bso is een van de maatregelen tegen het oplopende personeelstekort. Dat stond in de Kamerbrief over het personeelstekort in de sector, die de staatssecretaris eind 2021 schreef. In de praktijk zien wij echter dat combinatiebanen tot btw-risico’s leiden. Verschillende kinderopvangorganisaties hebben te maken met naheffingen van de Belastingdienst vanwege de inzet van pedagogisch medewerkers als onderwijsassistent bij een onderwijsinstelling. Een typisch voorbeeld van belastingwetgeving die nog niet is aangepast aan de ontwikkelingen die de sector doormaakt. Vergelijkbare fiscale knelpunten doen zich voor bij IKC-directeuren die worden gedetacheerd. Gelukkig zijn deze knelpunten op te lossen en zijn er mogelijkheden om btw-heffing te voorkomen. Het is wel nodig hier tijdig actie op te ondernemen.

Bij Van Ree zetten wij ons in voor een ruimere btw-vrijstelling in deze situaties. In sommige situaties is de financiële verwevenheid en de omvang van onderlinge geldstromen nog groter. Bijvoorbeeld wanneer sprake is van samenwerking in de vorm van een holdingstructuur of bestuurlijke fusie. De btw-risico’s kunnen aanzienlijk zijn. Een fiscale eenheid kan dan uitkomst bieden, maar daar zijn strikte voorwaarden aan verbonden. Het is van belang dat u als kinderopvangorganisatie goed geïnformeerd bent over de (on)mogelijkheden. Onze ervaring is dat vooraf goed regelen, veel problemen achteraf kan voorkomen.

Stip op de horizon
De sectororganisaties, zoals BK, BMK, PO-raad en VNG, hebben oog voor deze en andere knelpunten. Het is duidelijk dat de sector aan de vooravond van grote veranderingen staat. De koers is helder. Wetgeving moet samenwerking stimuleren en niet afremmen. Wij voorzien dat beide sectoren komende jaren nog verder naar elkaar toe groeien. Met directe financiering van de kinderopvang, zoals bij onderwijsinstellingen al van toepassing is, wordt door het nieuwe kabinet een volgende stap gezet. Als specialist in de sector zijn wij ervan overtuigd dat directe financiering gepaard zal gaan met verantwoordingsvereisten over deze directe financiering.

Wij vertellen u er graag meer over:

A. (Arjen) van der Plas RA MSc
Jaap Bergman & Arjen van der Plas

bereikbaar op nummer 0172 – 554006